diversitykopklein.gif (3746 bytes)
Thema's: Onze creatieve verscheidenheid
A new global ethics
De noodzaak tot pluralisme
Een door media overspoelde wereld
recasting cultural policies
/nlen300-26.gif (335 bytes)

Afsluiting

Koos Richelle, Directeur-Generaal Internationale Samenwerking, Nederland

Tussen de twee wereldoorlogen was de dichter T.S. Eliot hoofdredacteur van een literair tijdschrift, The Criterion geheten. Het tijdschrift had tot doel het bij elkaar brengen van het beste 'op het gebied van het contemporaine nieuwe denken en nieuwe schrijven, uit alle landen van Europa, dat een bijdrage kon leveren aan het algemeen welzijn'. Wat er aan ten grondslag lag, was 'een gemeenschappelijke zorg voor het hoogste niveau van denken en vormen van expressie, gepaard aan nieuwsgierigheid en openheid voor nieuwe ideeën. De ideeën die niet de jouwe waren, de opinies die je niet kon aanvaarden, waren even belangrijk als die waar je het onmiddellijk mee eens kon zijn'.

Het tijdschrift dat aanvankelijk floreerde, begon te desintegreren naarmate de Tweede Wereldoorlog dichterbij kwam. Volgens Eliot was dat het gevolg van 'het geleidelijk sluiten van de mentale grenzen van Europa. Een soort culturele autarkie volgde onvermijdelijk op de politieke en economische autarkie. Dit belemmerde niet alleen de communicatie: (...) het had een verlammend effect op de creatieve activiteit in elk land'.

De bezorgdheid van Eliot over het gebrek aan diversiteit, aan creativiteit, de angst voor een uniforme cultuur, was geen nieuw verschijnsel. 'Het is kenmerkend voor onze tijd dat het geen uitgesproken karakter heeft. Elk deel van de menselijke natuur dat uitsteekt boven de middelmaat, wordt verminkt en platgedrukt als een Chinees vrouwenvoetje. (...) De mensen lezen nu dezelfde dingen, luisteren naar dezelfde dingen, zien dezelfde dingen', schreef John Stuart Mill in 1859. En meer dan drieën- twintig eeuwen geleden uitte Plato een soortgelijke klacht: 'Waar geld en genot het enige levensdoel zijn geworden, is een totale nivellering het gevolg (...). Net als de politici richten de schrijvers zich naar de smaak van die bonte massa die met zijn gefluit en geschreeuw de dienst uitmaakt.'

De diversiteit, waarom Eliot zich bekommerde en die het hoofdthema vormt van het rapport van de Wereld Commissie voor Cultuur en Ontwikkeling, is sinds mensenheugenis onderwerp van discussie geweest. Toch blijft het onderwerp actueel omdat de omstandigheden waaronder de hiermee verwante vragen gesteld worden steeds weer veranderen. Eliot sprak over een beperkt gebied in de wereld, Europa, waarbinnen de grenzen door de dictaturen van rechts en links werden afgesloten. Nu, zestig jaar later, gaat het over de wereld in haar geheel en over grenzen die niet dicht, maar juist poreus zijn.

Bij het slechten van de culturele grenzen spelen de media en de massacommunicatiemiddelen een sleutelrol, die varieert al naar gelang het medium. Die rol is niet ondubbelzinnig. Internet, de spreekbuis van het individu, maakt het mogelijk, buiten het bereik van de overheid, contacten te leggen met wie men maar wil en informatie te vergaren over wat dan ook. Tegenover de ongekende vrijheid die daaruit voortvloeit voor allen die op Internet zijn aangesloten en die er mee om weten te gaan, staan 600.000 gehuchten, verspreid over de wereld, waar geen elektriciteit aanwezig is en waar de elektronische snelweg dus nog van geen enkele betekenis is. De belangstelling voor de moderne communicatiemiddelen dreigt soms de aandacht af te leiden van andere methoden om een cultureel isolement te doorbreken, bijvoorbeeld het verschaffen van toegang tot boeken, voor velen een onmisbare stap op weg naar alfabetisme.

Naast de vele positieve ontmoetingen die mogelijk zijn op Internet, loopt men het risico ongewild geconfronteerd te worden met pornografische of politiek extremistische boodschappen.

Net als Internet kunnen de massamedia, in het bijzonder de televisie, tegelijkertijd een aanwinst en een bezoeking zijn. Ze bieden ontspanning en het zien van dezelfde programma's, waar ook ter wereld, kan een gemeenschappelijke band scheppen. De universele toegankelijkheid tot het wereldnieuws kan leiden tot een mondiale betrokkenheid bij hen die blootgesteld zijn aan oorlog en geweld. Een keerzijde van deze ontwikkeling is dat het aanbod in hoge mate westers gekleurd is. Met de westerse programma's wordt niet alleen een beperkte selectie, maar ook een geheel andere levensstijl met bijbehorend verwachtingspatroon te voorschijn getoverd, waar de plaatselijke overheden, of de bevolking zelf, niet aan kunnen of willen beantwoorden. Het is overigens niet zo dat westerse programma's per definitie de voorkeur genieten. Onderzoek heeft uitgewezen dat, waar een keuzemogelijkheid bestaat, lokale programma's een hogere kijkdichtheid hebben dan import, ook in niet-westerse landen. Echter, hoe armer de landen, hoe minder de mogelijkheden om lokale programma's te ontwikkelen.

Doordat in westerse landen de invloed van de overheid op de media is afgenomen, worden ontwikkelingen op dit gebied in hoge mate bepaald door de particuliere sector. Bij de massamedia hebben economische overwegingen geleid tot fusies met als gevolg het ontstaan van een aantal mediagiganten, die zich bij hun programma-aanbod doorgaans sterk laten leiden door verwachte kijk- en winstcijfers. Dit werkt de reeds door Plato beschreven en verwenste nivellering in de hand.

Het feit dat een deel van de media privé-bezit zijn geworden heeft ook politieke consequenties. Waar de media een speelbal zijn van commerciële belangen zal dit ertoe bijdragen dat bij verkiezingscampagnes de groepen met de meeste financiële middelen de meeste zendtijd krijgen. De verscheidenheid aan informatie, één van de essentiële voorwaarden van de democratie, loopt daarmee gevaar. En daarmee zien we een analogie met landen waar de overheid het media-aanbod dicteert.

Men kan dus zeggen dat de media de diversiteit zowel bevorderen als bedreigen. Dit laatste is de reden waarom de overheid in deze sectoren een zekere mate van zeggenschap moet behouden voor regelgeving op nationale en internationale schaal om kartelvorming tegen te gaan en daarmee mogelijkheden te creëren voor een alternatief geluid. Dit is onder meer van belang om individuen en groepen met een afwijkende mening, al dan niet behorend tot een culturele minderheid, die daartoe om financiële of politieke redenen weinig mogelijkheden hebben, een stem te geven.

De 'choc des opinions' houdt een maatschappij levendig. We raken hier aan een wezenlijk onderdeel van het menselijk bestaan: de vrijheid van het individu om zich naar eigen inzicht te ontwikkelen en publiekelijk te uiten. Hetzelfde geldt voor de collectieve vrijheid voor een groep die behoort tot een bepaalde cultuur.

Hoeveel vrijheid komt het individu toe bij de ontplooiing van het unieke, het levendige en creatieve in zichzelf? Het antwoord hierop, de vele antwoorden hierop, zullen variëren al naar gelang in een cultuur meer waarde wordt gehecht aan het belang van de gemeenschap of van de enkeling. In vele niet-westerse landen zien individuen zich in de eerste plaats als lid van een gemeenschap. De individuele vrijheid komt op het tweede plan. 'In mijn opvoeding, mijn opleiding kwam oorspronkelijkheid of individualiteit niet voor. Het ging over kennis, over leren, maar niet vanuit het gezichtspunt van het Ik, het ego. Ik leerde dat kunst in de Westerse wereld daarom draait. Pas later besefte ik dat het een van de onwerkelijkste dingen is om te leren. Nu voelt het als een te gemakkelijk kledingstuk. Het is niet zo moeilijk te leren. Het is veel moeilijker het weer af te leren.'(Shirazeh Houshiary, Iranese beeldhouwster, Londen)

De westerling zal geneigd zijn een grote mate van vrijheid op te eisen voor het individu. Hij sluit daarmee aan bij de opvatting van J.S. Mill 'dat de mens spontaan is, dat hij vrijheid van keuze heeft, dat hij zijn eigen karakter vormt, dat er door de wisselwerking tussen de mens en de natuur en tussen de mensen onderling voortdurend iets nieuws ontstaat, en dat dit nieuwe juist het meest karakteristieke en menswaardige in de mens is'. Wordt de individuele vrijheid voor de gewone burger beschouwd als een goed op zichzelf, de vrijheid voor de kunstenaar heeft, al dan niet opzettelijk, vaak een bredere functie. 'Hij roept gedachten en gevoelens op, verrukking en verbijstering. In kritiek loopt kunst voorop, is zij onontkoombaar elitair en soms moeilijk te volgen, maar kan later voor velen een aanknopingspunt vormen voor een nieuwe beleving en zingeving van het leven'.

Beperking van de vrijheid van een kunstenaar kan een politieke dimensie hebben. Waar kunst wordt uitgebannen, kan een voedingsbodem voor geweld ontstaan. 'Wat mij met zorg vervult, is dat de mens die niet in staat is zich te uiten en zich adequaat uit te drukken, zijn toevlucht neemt tot actie. En aangezien de woordenschat voor actie als het ware beperkt is tot het lichaam, zit er niet anders op dan gewelddadig te handelen waarbij het vocabulaire, in plaats van met een bijvoeglijk naamwoord, wordt uitgebreid met een wapen'. Hoe vaak in de geschiedenis is niet het verzet tegen onderdrukking voortgekomen uit de wereld van de kunst? 'Want een man met smaak, in het bijzonder met een literaire smaak, is minder ontvankelijk voor de leuzen en de ritmische bezweringen die typerend zijn voor elke vorm van politieke demagogie. De kwestie is niet zozeer dat de deugd geen garantie biedt voor het vervaardigen van een meesterwerk, als wel dat het kwaad, in het bijzonder het politieke kwaad, altijd een slecht stilist is'.(Joseph Brodsky)

Het zoeken naar consensus over nieuwe nationale en mondiale regels, zoals bijvoorbeeld voor de media en de massacommunicatiemiddelen, betreft niet alleen de vrijheid van het individu, maar ook de collectieve vrijheid van gemeenschappen, groot of klein, die een bepaalde cultuur belichamen. Dit geldt zowel voor de verhouding tussen als binnen staten.

De verplichting tot het respecteren van deze collectieve vrijheid, het aanvaarden van pluralisme, is één van de kernpunten van het rapport. Pluralisme is niet alleen wenselijk omwille van de creatieve kracht die uitgaat van diversiteit, maar ook wijs uit een oogpunt van conflictpreventie. Bij veel van de huidige conflicten binnen staten zien we dat etniciteit en het beklemtonen van etnische verschillen worden gemobiliseerd voor politieke doeleinden. In plaats van dat etnische verschillen aanvaard worden als grond- slag voor een veelkleurige, pluriforme, maar wezenlijk verdraagzame samenleving, worden ze daarentegen vaak misbruikt om gewelddadige conflicten aan te wakkeren.

Het zou overigens een zinloze en gevaarlijke bezigheid zijn een maatschappij of een internationale gemeenschap zonder spanningen na te streven. Sterker nog, een zekere mate van frictie en conflict draagt bij tot creativiteit en vooruitgang. 'Als individuen ontdekken we dat onze ontwikkeling afhangt van de mensen die wij ontmoeten in de loop van ons leven (...). Het voordeel van deze ontmoetingen is evenzeer aan de verschillen als aan de punten van overeenkomst te danken; zowel aan het conflict als aan het gevoel van sympathie tussen personen. Gelukkig is de mens die op het juiste moment de juiste vriend ontmoet; gelukkig ook de mens die op het juiste moment de juiste vijand ontmoet. Ik keur uitroeiing van de vijand niet goed; de politiek van het liquideren van vijanden is een van de meest alarmerende ontwikkelingen van de moderne oorlog en vrede, vanuit het gezichtspunt van degenen die hopen dat de cultuur overleeft. (...) Maar binnen bepaalde grenzen geloof ik dat frictie, niet alleen tussen personen, maar ook tussen groepen, absoluut noodzakelijk is voor de beschaving. De universele aanwezigheid van irritatie is de beste waarborg voor vrede'.(Eliot)

Er bestaat het gevaar dat onzorgvuldige lezers van het rapport het daarin vervatte pleidooi voor pluralisme verwarren met een aanmoediging tot het streven naar politieke autonomie. Dat zou jammer zijn, omdat zij daarmee voorbijgaan aan de nuances en de essentie van het rapport dat op die manier een onverdiende politieke lading krijgt. 'Wat onderdrukte klassen of naties in de regel vragen, is niet onbeperkte vrijheid van handelen voor hun leden, (...) en nog minder het krijgen van een vaste plaats in een organische staat zonder fricties, ontworpen door de rationele wetgever. Wat zij willen is eenvoudig erkenning (van hun klasse of natie, kleur of ras) als een onafhankelijke bron van menselijke activiteit, als een entiteit met een eigen wil'.(Isaiah Berlin)

Overeenstemming over de vrijheid van het individu of over het aanvaarden van een pluralistische maatschappij, kan niet bereikt worden zonder een gedeelde ethische grondslag. 'Zonder een basisconsensus ten aanzien van bepaalde waarden, normen en houdingen is noch in een kleinere noch in een grotere gemeenschap een menswaardige samenleving mogelijk'. Deze woorden van Hans Küng zouden het fundament kunnen zijn waarop de boodschap in het rapport is gegrondvest: het streven naar het gemeenschappelijke als basis van het respect voor wat ons van elkaar onderscheidt. Tijdens deze conferentie ging het niet zozeer om een nationale consensus, maar over mondiale waarden die de grondslag kunnen vormen voor mondiale regelgeving.

Gisteren en vandaag zijn er een aantal behartenswaardige uitspraken gedaan over mondiale ethiek, pluralisme en de media waarvan ik er enkele wil vermelden.

In de eerste plaats de visie dat interpretatie en implementatie van mondiale ethische uitgangspunten moeten geschieden vanuit verscheidenheid, vanuit een specifieke sociale of religieuze context.

Over de ontwikkelingen in de media bestond bij de sprekers een zeker optimisme. Naast de constatering dat culturele diversiteit in produktie en distributie moeten worden gewaarborgd, werd vastgesteld, ook vanuit de commerciële hoek, dat het in het belang is van de mediagiganten zelf, differentiatie aan te brengen in hun aanbod. Waarbij moet worden opgemerkt dat het lokale of regionale nieuws, tenzij het internationaal in de schijnwerpers staat, doorgaans weinig aandacht krijgt. Internet zou in deze leemte kunnen voorzien.

Ten aanzien van pluralisme werd opgemerkt dat de cultuur een belangrijke rol speelt bij de transitie van diepe maatschappelijke twisten naar de fase van onderhandeling. De kracht van de kunsten ligt daarin dat zij, min of meer los van de politieke context, maatschappelijke cohesie kunnen bewerkstelligen, zoals bij het recente conflict in Joegoslavië in de stad Sarajevo te zien was.

Hoewel de conferentie bedoeld was als een dialoog, kan een aantal van de genoemde opmerkingen en het rapport zelf uitgangspunt zijn voor beleid. Vooropgesteld is dat een regering geen vorm kan geven aan een cultuur. Het is eerder omgekeerd, een regering is onderdeel van de nationale cultuur. Maar de politiek kan wel bepaalde uitwassen beteugelen en vooroordelen wegnemen. De Wereldcommissie voor Cultuur en Ontwikkeling, die het rapport heeft opgesteld, streeft ernaar overeenstemming te bereiken over wat onder uitwassen en vooroordelen wordt verstaan. De basis daarvoor ligt in de ethische principes die in het rapport worden genoemd en waarvan niet genoeg gezegd kan worden dat het geen westers dictaat is:

  • de ethische aandrang om lijden te verlichten en uit tebannen;
  • een internationale standaard voor mensenrechten;
  • democratie en de bescherming van minderheden;
  • de wil tot vreedzame oplossing van conflicten en eerlijke onderhandelingen.

Over een aantal van deze principes, zoals de internationale standaarden voor mensenrechten, is mondiaal reeds overeenstemming bereikt, het meest recent tijdens de mensenrechtenconferentie in Wenen. Ook op andere gebieden, zoals het milieu, gelijke rechten voor vrouwen en sociale rechten zijn mondiale uitgangspunten geformuleerd. Het gaat er nu om dat deze worden geïmplementeerd. De Nederlandse regering heeft daartoe onder meer de volgende middelen tot haar beschikking: onderwijs, wetgeving en het buitenlands beleid, waarbij ik er de nadruk op wil leggen dat het buitenlandse beleid niet alleen moet worden uitgedragen, maar tevens een weerspiegeling moet vormen van het binnenlands beleid. 'De duurzaamste manier om etnische verscheidenheid een plaats te geven, is de creatie van een omgeving waarin de natie gezien wordt als een gemeenschap van burgers die is geworteld in waarden die gedeeld kunnen worden door alle etnische groepen van die nationale gemeenschap.' Dat geldt ook voor Nederland.

Via ontwikkelingssamenwerking en hulp aan Oost-Europa kunnen landen, waarin de middelen daartoe ontbreken, ondersteuning ontvangen voor het versterken van de civil society. In de praktijk gebeurt dit reeds op grote schaal bijvoorbeeld door training voor journalisten en steun voor de opzet van niet-overheids organisaties.

In het rapport wordt terecht de educatieve en culturele rol van de media in het ontwikkelingsproces benadrukt. Dat de media, zowel de publieke als de commercieel, hierin een eigen verantwoordelijkheid dragen, zal niemand betwisten. Belangrijk is dat ze zich laten leiden door het beginsel van onafhankelijke berichtgeving en analyse. Media moeten goed toegerust zijn voor deze taak. Dat is helaas lang niet overal het geval. Er zijn nog steeds landen waar een goed wettelijk kader voor een vrije en onafhankelijke rol van de media ontbreekt, al is hier de laatste jaren aanzienlijke verbetering in gekomen. De internationale gemeenschap kan hierbij een stimulerende rol vervullen, maar de landen zelf zullen het voortouw moeten nemen.

De Nederlandse regering is bereid mee te denken over de manier waarop. Het in het rapport bepleite voorstel mogelijkheden te onderzoeken om op mediagebied te komen tot een internationaal aanvaarde gedragscode en om commercieel regionale en internationale satelliet-, radio- en televisiestations te laten bijdragen aan het financieren van een meer pluriform mediastelsel, wordt door de regering ondersteund. Een belangrijke voorwaarde is evenwel dat de vrije meningsuiting niet in gevaar wordt gebracht. Interessant is in dit verband de uitspraak van de federale rechtbank in Philadelphia, in juni jl., 'dat wettelijke maatregelen die de verspreiding van 'onfatsoenlijk materiaal' via Internet verbieden in strijd zijn met de Amerikaanse Grondwet'. Volgens de rechters moet Internet minstens zoveel bescherming genieten als de gedrukte media. 'Internet kan gezien worden als een oneindige wereldwijde conversatie. De overheid mag die conversatie niet met deze wet onderbreken. Als het toegankelijkste middel voor massale meningsuiting dat ooit ontwikkeld is, verdient Internet de hoogst mogelijke bescherming tegen overheidsbemoeienis', aldus de rechtbank in haar vonnis.

Tot slot:

In augustus van dit jaar werd in Le Monde een discussie gevoerd over de vraag of 'vooruitgang een gepasseerd station was' ('Le progrès, une idée morte?'). De schrijvers, filosofen en politici, waren het eens over de analyse van het huidige tijdsbestel. Zowel in linkse als in rechtse kringen heeft het geloof in de toekomst plaats gemaakt voor scepsis en onzekerheid. Het simplistische idee dat technologische en economische vooruitgang de locomotief was die de vooruitgang op sociaal, politiek en moreel naïeve in beweging zou zetten, heeft afgedaan. Het resultaat van deze overpeinzingen is echter geen defaitisme, maar een energieke aansporing om aan de nieuwe uitdagingen het hoofd te bieden en uit de verdwijning van zekerheid nieuwe inspiratie te putten. 'Ainsi, le mythe du progrès est mort, mais l'idée de progrès se trouve revivifiée quand on y introduit l'incertitude et la complexité'; face à l'imprévisible, à l'incertain, les hommes sont ainsi renvoyés à leur liberté et les politiques à leur responsabilité.'

Het onderwerp van deze conferentie, ontwikkeling vanuit diversiteit, was niet hetzelfde als dat van Le Monde, maar de uitdaging is identiek: proberen sturing te geven aan onbestuurbaar lijkende processen. De belangstelling van de Nederlandse regering houdt niet op bij de organisatie van deze conferentie. De regering is zeer geïnteresseerd in een voortgaande discussie over het rapport in en buiten Nederland. De Wereldcommissie heeft een stap in de goede richting gezet door een analyse te geven en daar een aantal actiepunten aan te verbinden. Als waar ook ter wereld, op nationaal en internationaal naïeve, deze draad wordt opgepakt als uitgangspunt voor een dialoog, is er wellicht toch sprake van vooruitgang, gedreven door de kracht van cultuur.


conferencekop_nl.gif (2491 bytes)

Algemene inleiding
Samenvatting
Openingstoespraak door Aad Nuis
Lezing door Lourdes Arizpe
Paneldiscussie
Een nieuwe mondiale ethiek
pijltje.gif (179 bytes) De noodzaak tot pluralisme
pijltje.gif (179 bytes) Een door media overspoelde wereld
Afsluiting
sprekers [EN]
menuzon_zonder_nl.gif (1059 bytes)