De Kracht van Cultuur - Home
Thema's: Onze creatieve verscheidenheid
A new global ethics
De noodzaak tot pluralisme
Een door media overspoelde wereld
recasting cultural policies
(alleen Engels)
/nlen300-26.gif (335 bytes)

De kus, de pen en het woord
Ria Lavrijsen

Rachid was die ochtend blijmoedig opgestaan. Eens in de zoveel tijd werd er tijdens de maatschappijleerles een film gedraaid. Hij hield wel van een verzetje.

'Krijgen we weer zo'n kutfilm', zei Johnnie.

'Kunstfilm man, ze draait altijd kunstfilms', zei Rachid.

Als het aan de hoogblonde Johnnie lag moesten er in elke film zoveel mogelijk bloed, kogels en scheurende auto's voorkomen en moesten er minstens een paar - in Johnnies woorden - stevige blote tieten van het doek spetteren. Voor Rachid, een wat poëtische in zichzelf gekeerde jongen, waren die films wat te veel van het goede. Hij zat liever in de bios bij een gevoelige Amerikaanse film over een scheidend echtpaar dat tot overmaat van ramp door een auto-ongeluk hun enige kind verliest. Rachid hield van 'tearjerkers' en werd daar vaak mee gepest.

'Hé watje, heb je weer lekker met je moeder zitten janken bij die film?', riep Johnnie dan.

Dat Johnnie hem tot watje bestempelde deerde hem nauwelijks maar dat hij er zijn moeder bijhaalde daar kon Rachid giftig om worden. Hoe durfde hij, van zijn moeder moesten ze afblijven, dat was bij Marokkanen een erekwestie. Maar Johnnie en zijn vriendjes hadden daar geen respect voor. Rachid trok zich dan terug in zichzelf. Hoe kon Rachid trouwens aan Johnnie uitleggen dat het uitgesloten was dat hij ooit met zijn moeder of vader naar de film zou gaan. Film vonden zij verwerpelijk. Johnnie zou hem alleen nog meer belachelijk maken.

Vandaag werd er dus een film gedraaid en Rachid had gelijk. Halfaouine, de debuut- film van de Tunesische filmer Férid Boughedir, was een kunstfilm. Hij zou naar een film gaan kijken over een jongetje dat met zijn moeder naar het badhuis gaat. Een film over mijn cultuur, had Rachid met enige trots gedacht. Ja, Rachid was die ochtend vrolijk wakker geworden, hij verheugde zich erop. Het beeld dat hij zich als klein jongetje met zijn olijfkleurige huid in het badhuis tegen zijn moeders zoetplakkerige natte huid aanvleide, was nooit van zijn netvlies geweken.

Om elf uur die ochtend sluit Fatima, de docente maatschappijleer, de verduisterings- gordijnen in het klaslokaal en zet de video aan. Johnnie fluistert tegen zijn buurvrouw, maar net luid genoeg dat het voor iedereen te horen is: 'Wist jij dat die soepjurken ook konden filmen, ik dacht dat ze alleen couscous konden koken?'

Ahmed, die vaak samen met Johnnie de meiden in de klas zat te stangen roept: 'Blondje, hou je bek.' Nog wat rommelig gestommel, dan is het stil.

Twee grote donkerbruine jongensogen kijken Rachid vanaf het witte filmdoek aan. Noura, is een jaar of elf, op de grens van kind en puber. Férid Boughedir filmt de vrouwen in het badhuis, het domein waar vrouwen vrij zijn van opdringerige mannenblikken, door de ogen van Noura. De kleine jongen kan het niet helpen dat hij op het punt staat de wereld van de mannen te betreden en dat zijn nieuwsgierige blikken hun onschuld verliezen. Zijn ontwakende sexualiteit laat hem niet met rust. Noura's blikken en de camera dwalen zoekend langs welgevormde natte borsten, buiken en dijen. Een vrouw merkt dat op en voelt zich bespied. Ze jaagt de jongen onder luid geschreeuw weg uit de hamam. Een andere vrouw echter neemt de kleine 'onschuld' onder haar hoede.

Het zweet breekt Rachid uit. 'Dit mag ik niet zien', gaat er door hem heen. Nog even blijft hij zitten, zweetdruppeltjes parelen op zijn voorhoofd. Dan, in een impuls staat hij op en loopt naar Fatima die achter in de klas zit. 'Dit is zonde', zegt hij hijgend. Fatima kijkt hem afwachtend aan.

'Dit is zonde, ik kan niet blijven', fluistert Rachid met schurende stem.

'Die filmmaker komt uit Tunesië. Ze zijn daar moslim, net als bij ons', probeert Fatima, maar Rachid heeft geen oren.

'Ga maar', zegt Fatima. We spreken elkaar om half een.' Rachid spurt de klas uit.

Bij David, een Surinaamse collega van Fatima, was nog niet zo lang geleden een vergelijkbare situatie totaal uit de hand gelopen. Hij ging met zijn schoolklas naar een theatervoorstelling waarin een scène voorkwam met twee jongens die elkaar zoenen en sensueel betasten. Twee Marokkaanse leerlingen waren demonstratief achterstevoren op de theaterstoelen gaan zitten en waren begonnen te klieren. David had hen na afloop woedend toegesproken. Dat geklier dat pikte hij niet, van hen niet en van niemand. Een van de jongens was rood aangelopen en had geroepen: 'Ik laat me door niemand dwingen om naar het gevoos van een stelletje flikkers te kijken'. De emoties waren hoog opgelopen en een van de twee Marokkaantjes was David aangevlogen. De conciërge en een andere mannelijke collega moesten er aan te pas komen om ze uit elkaar te halen. In de lerarenkamer had David zich afgereageerd en net iets te luid tegen een collega, 'Stelletje hypocriete geitenneukers', geroepen. Fatima had dat gehoord en gevraagd wat er aan de hand was. Zij probeerde David uit te leggen dat de eerste generatie Marokkanen afkomstig was van het platteland. Het openlijk tonen van genegenheid en warmte tussen een man en een vrouw lag voor hen al moeilijk, maar het tonen van liefde tussen mannen was absoluut taboe en 'haram'. Dat waren codes van eer en fatsoen en die kon je niet schenden. Voor sommige tweede generatie-Marokkanen was ook het trouw zijn aan bepaalde principes van hun ouders een kwestie van eer. In het theater naar een homo-erotische scène gaan zitten kijken, kon betekenen dat je verraad pleegde aan je ouders.

'En' had Fatima op pissige toon gevraagd, 'zijn Surinamers altijd zo tolerant tegenover homo's?'. David moest toegeven dat ze in zijn familie maar moeilijk hadden kunnen accepteren dat hij met een vriend samenwoonde. 'En die uitdrukking geitenneukers, is die nu echt nodig', had Fatima er enigszins verdrietig aan toegevoegd. David had 'sorry' gemurmeld en zich beschaamd uit de voeten gemaakt.

Fatima, de lerares maatschappijleer, was trots geweest dat ze Halfaouine in haar les kon draaien. Zij was zeer ingenomen met de integere manier waarop Férid Boughedir met een zo delicaat onderwerp als ontluikende sexualiteit was omgegaan. Ja, er kwamen blote vrouwen in de film voor, maar dat vond ze geen probleem want volgens Fatima had Boughedir de vrouwen met veel respect gefilmd, nergens was de film obsceen, bot of sexistisch. In Fatima's ogen was Halfaouine een belangwekkende film die een genuanceerd beeld gaf van zaken die zij tot haar cultuur rekende. Net als Fatima zelf, hadden de Marokkaanse jongens en meisjes in haar klas als kind allemaal de beschutte vrouwenwereld in het badhuis meegemaakt. Fatima had verwacht, of eigenlijk meer gehoopt, dat juist de Marokkaanse leerlingen in haar klas enthousiast zouden zijn over haar keuze.

Na afloop van de film had Fatima met Rachid gesproken. Had hij echt niet kunnen blijven? Die film ging toch ook over zijn cultuur! Fatima probeerde van alles maar ze kon Rachid er niet van overtuigen dat je een integere moslim kon zijn en tegelijkertijd een film maakte met blote vrouwen. Dat ging er bij Rachid niet in, erger nog, hij vond het beschamend hier met een vrouw over te moeten praten. Rachid had thuis een nogal traditionele opvoeding genoten en geloofde heilig in de opvattingen van zijn ouders over de islam. Geloven was eigenlijk niet het goeie woord. Hun ideeën waren voor Rachid de waarheid. Zelfs als hij had getwijfeld aan hun opvattingen dan nog had hij uit eerbied voor zijn ouders geweigerd bij die film te blijven zitten. Deze filmer was een slecht mens, dat stond als een paal boven water. Waarom? Daarom! Rachids ouders hadden hem geleerd dat een fatsoenlijke vrouw zich alleen ontkleed aan haar echtgenoot vertoont. Het feit dat vrouwen zich ervoor leenden zich bloot te laten filmen, kon volgens Rachid alleen maar betekenen dat dit afvallige vrouwen waren. Een goede moslim zou dat nooit doen. Fatima begreep Rachids bezwaren ook zonder veel woorden en besloot de zaak voor het moment te laten rusten. Fatima voelde dat ze Rachid niet tot een reflectie op zijn afwijzing kon dwingen. Maar ze wilde de zaak niet op zijn beloop laten en vroeg Rachid als vervangende opdracht een opstel te schrijven waarin hij zou uitleggen waarom de film volgens hem niet kon. 'Niet volgens je ouders, maar volgens jou', had Fatima met enige nadruk op het woord 'jou' gezegd. Gezagsgetrouw als Rachid was, vervulde hij deze opdracht zo gewetensvol mogelijk. Al was het met tegenzin, Rachid had de pen ter hand genomen. Twee dagen later leverde hij drie volgekrabbelde velletjes papier in. Fatima had niet alles gewonnen maar wel iets.

Férid Boughedir maakte met Halfaouine een bijzondere film. In Tunesië waren er mensen die vonden dat hij de grenzen van het fatsoen had overschreden, anderen bewonderden de filmmaker om zijn artistieke kwaliteiten en morele moed. Gelukkig werd nergens de vrije vertoning van de film verhinderd. Het is kunstenaars eigen dat ze esthetische vormen en ethische waarden onderzoeken. Vaak wordt daarbij de spanning tussen individuele vrijheid en collectieve normen onderzocht, worden grenzen verkend en taboes doorbroken. Op dat punt onderscheidt kunst zich ook van folklore. Terwijl in folklore collectieve zeden en gebruiken uit een cultuur worden gereproduceerd, wordt in de kunst juist op een artistieke manier aan gangbare opinies en conventies gemorreld. Kunstenaars stellen de openheid en vitaliteit van een cultuur op een wezenlijke manier op de proef. Hoe sneller men iets wil verbieden, des te starder de cultuur, hoe toleranter men is, des te vitaler, zou je kunnen zeggen. Een cultuur die andersdenkenden monddood maakt is geen dynamische cultuur maar een starre dictatuur. Misschien is de waarde van de kunst, naast het primaire esthetische belang ervan, wel daarin gelegen dat kunst voortdurend testcases biedt waardoor een cultuur kan bewijzen ernst te maken met pluralisme.

Maar zelfs als op mondiaal niveau grote groepen mensen op papier overeenstemming bereiken over absolute en universele waarden als artistieke vrijheid, gerechtigheid, het respect voor het menselijk lichaam en vrijheid van meningsuiting, dan nog zullen mensen altijd weer van mening verschillen en zich laten meeslepen door emoties. Om er voor te zorgen dat minimaal één universele waarde - dat we elkaar de hersens niet inslaan en elkaars fysieke integriteit respecteren - ook werkelijk in praktijk wordt gebracht, moeten we dan ook erkennen dat 'goed en kwaad' helemaal niet in absolute en universele termen zijn te omschrijven. Zelfs als we allemaal beweren het 'goede' na te streven en het 'kwade' af te wijzen dan zullen we ontdekken dat de interpretatie van 'goed en kwaad' van individu tot individu verschilt. Juist door die interpretatieverschillen lopen de emoties vaak hoog op. Een wezenlijke toewijding aan pluralisme begint dan ook niet bij een ongenuanceerd en onverschillig cultuurrelativisme dat zegt dat alle waarden uit alle culturen in gelijke mate bestaansrecht hebben en respect verdienen maar bij een kritische dialoog met andersdenkenden zowel binnen de 'eigen' gemeenschap als met de zogenaamde 'ander' - zoals Fatima dat met Rachid doet. Als een vader zijn ongehuwde zwangere dochter op basis van zijn christelijke principes het huis uitgooit of als een islamitische vader zijn dochter met harde hand dwingt een hoofddoek te dragen, dan kun je misschien begrijpen hoe dat komt, maar je hoeft daar geen respect voor te hebben. Deze mannen verdienen pas ons respect als zij bereid zijn hun dochters te respecteren en op een humane manier te bejegenen. Maar daar zit hem de kneep, de heren in kwestie ontlenen hun moraal aan religieuze en traditionele wetten die zij als absoluut en onwrikbaar beschouwen. Zij stellen het naleven van wetten en principes boven humaniteit.

In het maatschappelijk debat over thema's als geboorteregeling, euthanasie, het gezin, vrouwenrechten, safe sex, taboedoorbrekende kunst en tal van andere onderwerpen, komt het nogal eens voor dat gelovige mensen hun waarden en normen van een hoger moreel gehalte achten dan die van niet-gelovigen. Andersom zijn ook geseculariseerden niet altijd vrij van het uitdragen van gevoelens van superioriteit. Een tijdje geleden gaf de Pakistaans-Amerikaanse theologe Riffat Hassan in het Soeterijntheater in Amsterdam een lezing over de positie van de vrouw in de islam. Hassan stelt dat de intenties van de islam en de Koran volledig in overstemming zijn met de universele rechten van de mens, ook die van de vrouw. Dat er binnen de islamitische gemeenschap en haar instituten, net als overal elders, ook patriarchale machtsstructuren bestaan, doet daar voor Hassan niks aan af. Sterker nog, juist omdat het leven in veel islamitische landen wordt gedomineerd door patriarchale heren, wil Hassan zich inzetten voor de emancipatie van moslimvrouwen. In de islam vindt Hassan essentiële humane waarden waardoor zij zich in haar strijd voor gelijke rechten van vrouwen voelt gesterkt. Een Nederlandse feministe die jarenlang in de vrouwenbeweging actief was ontmoette Riffat Hassan in Amsterdam en merkte op dat het haar bevreemdde dat een zo 'progressieve en feministische dame als Hassan nog steeds moslim was'. Moslim zijn en je inzetten voor de emancipatie van vrouwen was in de optiek van deze vrouw iets onverenigbaars.

Ook Rudy Kousbroek, een onafhankelijke intellectueel van naam, liet zich enige weken geleden meeslepen door anti-religie sentimenten. Volgens Kousbroek liggen alle godsdiensten overhoop met het definiëren van moraal tegenover de inzichten van de Verlichting en de moderne wetenschap. Terugkeren naar geloof betekent volgens hem dan ook niet iets moreel superieurs maar het in huis halen van de achterlijkheid. Kousbroek plaatst op die manier elk religieus mens buiten de weldenkende gemeenschap. Terwijl je niet alle gelovigen over een kam kunt scheren en je onderscheid moet maken tussen de dirigistische en bevoogdende praktijken van machtige religieuze instituten als het Vaticaan en islamitische rechtbanken enerzijds en individuele gelovigen anderzijds.

Geseculariseerde Nederlanders beroepen zich graag op Verlichtingsidealen als redelijkheid en geestelijke vrijheid. Sommigen van hen kunnen echter maar moeilijk respect opbrengen voor mensen die hun ethische en morele beginselen wensen te ontlenen aan religieuze bronnen. Dat hun eigen ouders vaak katholiek, protestant, gereformeerd of doopsgezind waren, is een ongemakkelijke realiteit waar geseculariseerden mee hebben leren leven. Dat een vrouw moslim, progressief en geëmancipeerd kan zijn, weigert men echter te aanvaarden. Men vergeet bovendien dat de Verlichting niet alleen geseculariseerden heeft beïnvloed, maar dat ook tal van gelovigen hun voordeel hebben gedaan met Verlichtingsidealen. Zou er behalve religieus fundamentalisme, ook zoiets bestaan als seculier fundamentalisme?

Een intens beleefde persoonlijke band met God en het streven naar rechtvaardigheid, dat is voor Hassan de kern van haar geloof. Noch van islamisten van de Al Azhar Universiteit in Caïro, noch van geseculariseerden zal Hassan accepteren dat zij haar het recht ontzeggen haar geloof zo te beleven. Mensen bij wie de Verlichting hoog in aanzien staat, zouden moeten weten dat juist religieuze tolerantie een van de pijlers van het Verlichtingsdenken was. Pluralisme betekent dan ook dat gelovigen en geseculariseerden zich niet op laatdunkende toon over elkaar zouden moeten uitlaten maar elkaars levenshouding zouden moeten respecteren. Dit wederzijdse respect ontslaat echter noch gelovigen, noch geseculariseerden van de morele plicht tot het laten horen van een kritisch geluid op het moment dat religieuze of seculiere personen en instellingen de vrijheid en rechten van individuen dreigen in te perken.

We kennen allemaal wel van die algemene en nietszeggende verhalen over het tolereren en respecteren van 'andere' culturen. En we kennen ook de optimistische verhalen over de ongelooflijke rijkdom aan geuren en kleuren die ons in de exotische multiculturele keuken ten deel valt. Maar in de praktijk van alledag vindt de een zijn of haar cultuur toch vaak net iets beter dan die van de ander, of vindt de een zich toch net even iets fatsoenlijker dan de ander. Om op een positieve en creatieve manier gebruik te kunnen maken van culturele verschillen is geduld, inzet, fantasie en een open en ondogmatische geest vereist.

Hoe ingewikkeld en fascinerend de multiculturele samenleving in elkaar zit, moge ook blijken uit de volgende gebeurtenissen tijdens een theaterfestival in Amsterdam.

Drie jongens, twee Marokkanen en een Nederlander, hadden zich al vroeg op de avond in de bar van het theater genesteld. Al voor aanvang van de eerste voorstelling hadden ze een paar pilsjes achter de kiezen. Na afloop van de voorstelling begaf het publiek zich in de bar en trof daar de aangeschoten knapen aan. Twee van hen, een van de Marokkanen en de Nederlandse jongen, begonnen vervelende en sexistische opmerkingen te maken tegen een groepje vrouwen. De man achter de bar - ook een Marokkaan - waarschuwde de directeur van het theater en suggereerde dat het misschien een goed idee was om de politie te bellen. Dit zou wel eens uit de hand kunnen lopen. De directeur, die zelf niet echt goed had gezien wat er precies was gebeurd, vertrouwde op het oordeel van de barman en belde de politie. Die stond binnen een kwartier op de stoep. Omdat de politie niet zomaar drie jongemannen kan buitenzetten, moest de directeur het drietal formeel verzoeken het theatercafé te verlaten. Onder luid protest verlieten ze de zaak. De derde jongen had echter nauwelijks wat gedaan. Het waren zijn twee vriendjes geweest die zich nogal provocerend en vrijpostig tegenover de vrouwen hadden gedragen. Toen deze onschuldige knaap buiten werd gezet raakte hij buiten zichzelf van woede. Hij wachtte tot de politie was vertrokken en besloot in zijn eentje terug naar het theatercafé te gaan. Schreeuwend en tierend kwam hij binnen. Hij had helemaal niets gedaan. 'Geef me een kus', schreeuwde de jongen tegen de directeur. Dat ging een tijdje zo door, totdat een bevriende Marokkaanse acteur tegen de directeur zei: 'Kus hem op zijn voorhoofd.' De directeur zag zijn tanden al in het rond vliegen maar begreep dat het hier niet om een grapje ging. Hij drukte zijn lippen op het voorhoofd van de opgewonden jongeman en in een fractie van een seconde maakte de agressieve blik van de jongen plaats voor een lach. Met een opgeklaard gezicht schudde hij de directeur de hand. Alles was nu goed, zij waren nu vrienden. 'De kus herstelt zijn eergevoel', zei de acteur. De directeur stond er een beetje verbouwereerd bij. Toch handig als je vriendjes in de buurt hebt die codes kennen die jou vreemd zijn, dacht hij. Met dit soort toewijding aan pluralisme kunnen we ons voordeel doen.


Ria Lavrijsen (1954) publiceert en geeft lezingen over interculturele ontwikkelingen in de kunsten. Zij initieerde internationale projecten als Cultural diversity in the Arts (1992) en organiseerde series debatten als Moslima!, over de emancipatie van jonge moslimvrouwen in Nederland (1995, 1996). Zij werkt onder meer als projectmedewerker voor het Soeterijn, het theater van het Koninklijk Instituut voor de Tropen. Voor de Stichting Facelift van Europa, bereidt zij momenteel een internationaal symposium voor over stedelijk kunstbeleid en interculterele kunsteducatie op school (januari 1997).



pijltje.gif (895 bytes) De noodzaak tot pluralisme
Samenvatting
Livio Sansone
Ria Lavrijsen
Bhikhu Parekh (EN)
Inleiding
pijltje.gif (895 bytes) Een nieuwe mondiale ethiek
pijltje.gif (895 bytes) Een door media overspoelde wereld
pijltje.gif (895 bytes) Nieuw zicht op cultuurbeleid (EN)
Challenges of a media-rich world