Thema's: Onze creatieve verscheidenheid
A new global ethics
De noodzaak tot pluralisme
Een door media overspoelde wereld
recasting cultural policies
(alleen Engels)

Sentimenteel verhaal
Anil Ramdas

Samenvatting

Toen ik Agnes leerde kennen was ze ergens in de veertig. Een mooie creoolse met gitzwart haar en opvallende, zachtbruine ogen. Aan haar accent kon je horen dat ze geboren was in Bandabao, het dorre Curaçaose platteland, waarmee ik meer details uit haar levensverhaal kon raden: dat ze was opgevoed door haar grootmoeder in een klein, houten huis vol halfzusjes en -broertjes. Dat ze haar natuurlijke vader nooit had gekend, omdat die vertrok met de smoes dat hij geld zou verdienen op de suikerplantages van de omringende eilanden. Dat haar moeder overdag dienstmeid was bij rijke blanken en 's avonds minnares van mooie zwarte mannen die eerst met beloftes en cadeau's kwamen aanzetten maar na veertien dagen wegbleven. Dat er dan weer een broertje of zusje bijkwam en ze rond haar twaalfde van school werd gehaald om op de kleintjes te letten. Dat ze op haar veertiende haar eerste baan kreeg, als hulpje in de huishouding en later voor hele dagen en nog weer later als inwonende dienst. Dat de heer des huizes haar 's nachts lastig viel, waarna ze door de vrouw des huizes werd ontslagen. En dat ze bij een andere familie opnieuw begon tot ze een vriendje kreeg en zwanger werd enzovoort enzovoort.

pijltje.gif (895 bytes) Een nieuwe mondiale ethiek
Samenvatting
Anil Ramdas
Halina Niec
Inleiding
pijltje.gif (895 bytes) De noodzaak tot pluralisme
pijltje.gif (895 bytes) Een door media overspoelde wereld
pijltje.gif (895 bytes) Nieuw zicht op cultuurbeleid (EN)

 

Maar er sluimerde een stille kracht in Agnes. Het was een oermenselijke drang om iets van zichzelf te maken. Ze had maar weinig om mee te beginnen: geen goede opleiding, geen lieve echtgenoot, geen aardige schoonmoeder. Maar ze had wilskracht en uithoudingsvermogen. Als haar man haar sloeg omdat het eten te koud of te karig was verdroeg ze de pijn in stilte. Als hij dronken thuis kwam en haar hardhandig ontkleedde dacht ze aan de kans op een beter leven. Ze bad en hoopte en toen vernam ze dat er werk te vinden was. Een groot Amerikaans bedrijf had zich op het eiland gevestigd en zocht vrouwen voor eenvoudig, maar eentonig en nachtelijk werk, tegen relatief hoge lonen. De volgende dag verliet Agnes met haar drie kleine kinderen het huis van haar schoonmoeder.

Ze was vrij, ze had geld, maar geen dak boven haar hoofd. Ze kon niet naar Bandabao, want de afstand tot de Amerikaanse fabriek was te groot. Bij haar zus sliep ze een tijdje met haar kinderen op de grond. Ze vond een huurhuisje, achter op een erf, voor honderddertig gulden in de maand, bijna de helft van haar salaris. Na drie maanden verhoogde de huisbaas de huur met twee tientjes. Waarom ze zich niet meldde voor een volkswoning, vroegen de vrouwen op de fabriek. Ze moest met een 'gedeputeerde' praten en haar toestand uitleggen.

De eerste dag dat Agnes in het machtige gebouw van het gouvernement kwam zag ze deftig geklede mannen haastig in en uit lopen. Als een klein meisje uit de Kunuk staarde ze naar het hoge plafond en de muren met portretten van de koningin van Nederland. Of ze geen huis had in de Kunuk, vroeg de portier minachtend toen ze haar toestand uitlegde. Ze moest in ieder geval niet hier zijn, maar in een ander gebouw. En vroeg komen, voor zeven uur.

Ze moest er drie keer terugkomen omdat de hoge ambtenaar het te druk had. Talloze schriftelijke verklaringen moest ze overleggen en veel formulieren invullen. Een half jaar later ontving hij haar. Hij zat achter een groot bureau, rookte een grote sigaar en keek haar doordringend aan. Hoe hard ze het huis nodig had, wilde hij weten. Of ze getrouwd was. Of ze op dit moment een man had. En of ze die avond wilde terugkomen. Thuis twijfelde ze nog, maar de drang om iets van zichzelf te maken was sterker. En ach, negen jaar lang had ze een man gehad die hetzelfde met haar deed, zonder tegenprestatie. Nu had ze tenminste haar eigen, kleine huisje.

Dit sentimentele verhaal vertel ik niet omdat het zo uitzonderlijk is. Integendeel, het is jammer genoeg overbekend en in arme landen wijdverbreid, maar het raakt wel de kern van de universele ethiek: rechtvaardigheid. Nu weet ik dat dit geen eenvoudig begrip is en dat er in alle culturen van de wereld langdurig over is nagedacht, en dat aan de moderne discussie over dit onderwerp een flinke impuls is gegeven door de Amerikaanse denker John Rawls met zijn boek A Theory of Justice uit 1971, maar wie niet begint over rechtvaardigheid omdat het afgezaagd en passé zou zijn, kan beter zwijgen over ethiek en beschaving.

Rechtvaardigheid, zegt Rawls, is een uitkomst van de menselijke rationaliteit: als we ons verstand zouden gebruiken zouden we eerlijkheid en rechtvaardigheid als de fundamenten kiezen van de samenleving. Rechtvaardigheid betekent echter niet dat iedereen precies gelijk is en hetzelfde krijgt. We zijn nu eenmaal niet gelijk: de een is mooier, slimmer, sterker of temperamentvoller dan de ander, maar deze aangeboren en dus toevallige eigenschappen mogen niet leiden tot buitensporige ongelijkheid. Tot zover er ongelijkheid in een rationele samenleving mag bestaan, moet er voldaan zijn aan twee voorwaarden: iedereen moet gelijke kansen hebben, opdat die ongelijkheid op eigen kracht ongedaan kan worden gemaakt. En degenen die er slechter aan toe zijn moeten worden bevoordeeld. Niet uit onbaatzuchtigheid, maar juist uit zelfzuchtige vooruitziendheid: morgen kunnen we er zelf slecht aan toe zijn.

Eén vorm van ongelijkheid mag echter nooit bestaan, zegt Rawls met nadruk: de ongelijkheid in respect. Ieder mens heeft recht op respect omdat een leven zonder respect zinloos is. Een samenleving die het zelfrespect van de mensen schaadt is dus per definitie onrechtvaardig en onbeschaafd.

"
Respect voor de ander staat centraal. De heer Ramdas formuleerde dat ook zo mooi in zijn essay. De paus zou het niet mooier kunnen zeggen. Maar zijn er ook nog grenzen aan dat respect? Is respect ook: zelfmoord of die besnijdenis, die maakt dat het meisje wordt geaccepteerd door de hele familie?

"
Adriaan van Dis


Een ander woord voor de aantasting van respect is vernedering en onlangs heeft de Israëlische filosoof Avishai Margalit hier een knap boek over geschreven (The Decent Society, 1996). Volgens hem heeft vernedering twee belangrijke uitingsvormen: de eerste is de ontkenning van je volwaardigheid en de tweede is de afwijzing van je identiteit. In het geval van Agnes zien we bijvoorbeeld dat ze nergens is behandeld als een volwaardig, verantwoordelijk en volwassen wezen. Steeds weer is ze gekleineerd, als inwonende dienstmeid die ternauwernood ontsnapte aan aanranding, als echtgenote die werd afgeranseld en als woningzoekende die werd gedwongen zich te prostitueren. Als dienstmeid leerde ze ook dat ze de blanke meneer of mevrouw niet in de ogen mocht aankijken. Al liep meneer naakt rond, ze moest doen alsof ze uitsluitend aandacht had voor haar eigen bezigheden. Omgekeerd keek ook mevrouw haar nooit aan, wat betekende dat zij Agnes niet in detail zag en zo haar gevoelens en stemmingen kon negeren. Agnes werd als onvolgroeid wezen beschouwd, of als huisdier en erger: als gevoelloos object.

Door haar echtgenoot werd Agnes als een slavin behandeld, die kon worden geslagen en verkracht maar toch trouw en gehoorzaamheid schuldig was aan hem en zijn moeder. Jarenlang werd haar zelfvertrouwen ondermijnd en ze leerde te berusten in haar lot en in te stemmen met haar status. Door haar tot slaaf te maken voelde haar man zich een meester: hij dankte zijn superioriteit aan haar, zonder haar erkenning zou hij niets anders zijn dan een slechtbetaalde arbeider.

De schandelijkste ontkenning van haar volwaardigheid kwam echter van de staat, toen Agnes een huis zocht: in haar wanhopige poging iets van zichzelf te maken en haar leven te verbeteren was zij op dat moment kwetsbaarder dan ooit. Ze was weerloos en machteloos en niet langer in staat haar zelfrespect te verdedigen. En uitgerekend de ambtenaar van de moderne overheid, die belast is met de rechtvaardige verdeling van schaarse goederen, en die volgens Rawls de minderbedeelden juist moet bevoordelen, ging er toe over haar 'eer' te schenden. Daarmee tastte de staat haar integriteit aan, omdat ze gedwongen werd zich te corrumperen. Haar werd de mogelijkheid ontzegd om trouw te blijven aan haar zelfbeeld van rechtschapen en fatsoenlijke vrouw, waarmee haar identiteit werd afgewezen - identiteit in de betekenis van datgene wat je zegt dat je bent, datgene wat je blijft, door alle breuken en veranderingen in je levensverhaal heen.

Men kan zich afvragen of mijn verontwaardiging over de ambtenaar niet wat overdreven is. Is die niet gebaseerd op de verkeerde veronderstelling dat er op dat eiland in de Caribische zee een 'moderne bureaucratie' zou bestaan, in de betekenis van Max Weber, die alle mensen gelijkwaardig bejegent, zonder aanzien des persoons, die elke cliënt tot een nummer op het aanvraagformulier reduceert en juist daardoor niemand voortrekt of afwijkend behandelt? De meeste overheidsadministraties in de Derde Wereld zijn nu eenmaal niet in die zin gemoderniseerd, ze zijn een monstrum geworden met half-feodale en half-moderne trekken, wat door sommigen is gezien als een van de hoofdoorzaken van onderontwikkeling. Zo beschrijft de Amsterdamse socioloog Abram de Swaan de overheid van veel Derde Wereldlanden als 'een hypertrofisch en hydrocefaal staatsapparaat waarin een kluwen van familiebanden, stambindingen, relaties en connecties voortwoekert en dat alle economische activiteiten opzuigt, op alle culturele initiatieven de domper zet tot ieder politieke leven is gestold in immobilisme, ambtelijke corruptie, bureaucratische bemoei- en bedilzucht, vriendjespolitiek en nepotisme'.

Het zijn ongemeen felle woorden en gelukkig is men ook internationaal gaan inzien dat democratie en 'Good Governance' minstens zo belangrijk zijn voor het welslagen van ontwikkelingspogingen en projecten als kennis en technologie. Mijn angst is alleen dat het accent meer is komen te liggen op efficiency van het staatsapparaat en de mogelijkheid om uit meerdere partijen te kiezen, dan op veel fundamentelere kwesties als de voorkoming van vernedering en het garanderen van zelfrespect. Ik heb zelfs de bittere indruk dat de landen die het hardst roepen om een universele ethiek hun eigen plicht om vernedering te voorkomen veronachtzamen.

Laat ik het uitleggen aan de hand van nog een sentimenteel verhaal, dat van de dochter van Agnes, Diana, die al naar Nederland wilde toen ik Agnes op Curaçao sprak. De enige reden waarom ze het eiland wilde verlaten was dat ze er geen geschikte partner kon vinden. Met al haar vriendjes was iets mis: de een was verslaafd, de ander werkloos, een derde crimineel. Hier in Nederland waren de mannen volgens haar beschaafd. Ze sloegen niet, brachten hun salaris naar huis en hielpen zelfs in het huishouden.

Maar de blanke mannen wilden haar niet, althans niet als levensgezel. Iedereen wilde met een knappe negerin naar bed, maar als ze over een vaste relatie of zelfs een huwelijk begon, reageerden de Nederlanders als Curaçaoënaars. Uiteindelijk leerde ze een leuke Afrikaanse jongen kennen, uit Nigeria, een kunstenaar die prachtig schilderde en liedjes over haar schreef. Trouwen wilde hij graag, omdat hij een asielzoeker was, maar hij wilde haar daartoe niet dwingen, omdat het hem om liefde ging en niet om papieren. Diana aarzelde, tobde, belde naar haar moeder, en voor ze het wist waren de regels veranderd en bleek hij terug te moeten naar zijn land om daar met haar te trouwen en een visum af te wachten. Bij de vreemdelingenpolitie werd ze afgeblaft en weggestuurd, een advokaat die ze in de arm had genomen kon niets voor haar doen en tot haar schrik was ze zwanger.

Ze maakten plannen om na de geboorte van de baby naar Nigeria te gaan, naar zijn familie die arm was, maar gevoel voor eer en trots had. Intussen waren ze wel gelukkig zo, hij had werk gevonden in een fabriek, in de avondploeg, en als hij 's nachts om twee uur thuis kwam zong hij altijd eerst een lied voor de baby. Dat lied werd ruw verstoord, toen plotseling drie vreemde mannen in de kamer stonden. Er was niet aangebeld en de deur was niet ingetrapt. Hij moest zijn papieren tonen en zich aankleden. Diana moest de rest van zijn spullen de volgende dag op het bureau afgeven. Ze was woedend over de inbreuk op haar privacy, maar ze kreeg een duw tegen haar voorhoofd waardoor ze achterover viel op het bed. Haar vriend werd geboeid weggevoerd, hij had haar niet eens een afscheidskus kunnen geven.

Toen Diana met zijn koffer op het bureau verscheen hoorde ze, na drie uren te hebben gewacht, dat hij al onderweg was naar Schiphol. Ze snelde daar naartoe en ze zag hem staan achter het dikke glas, het hoofd gebogen, de handboeien nog om, onbereikbaar. Naast hem was er tumult, omdat een van de Nigerianen zich verzette. Hij werd door vier forse mannen overmeesterd en gestompt, tot hij rustig genoeg was om met tape te worden dichtgeplakt. Haar vriend had zich van iedereen afgewend, uit schaamte voor wat hem overkwam, maar misschien vooral om datgene wat hij geworden was: een onwettig persoon, een illegaal.

De theorie van Rawls begint met de veronderstelling dat mensen een contract met elkaar sluiten om de best denkbare maatschappij te vormen die, zoals gezegd, in het verstandigste geval zou zijn gegrondvest op het idee van rechtvaardigheid. Dat is natuurlijk een strikt hypothetische aanname, omdat de meeste samenlevingen zijn ontstaan door revoluties en opstanden, migraties en volksverhuizingen, onderwerpingen en bevrijdingen. Toch hebben de verzorgingsstaten die in deze eeuw in het Westen zijn ontstaan veel van Rawls' principes in praktijk gebracht. Maar er was een prijs: de rechtvaardigheid moest beperkt blijven tot de eigen, wettige burgers. De sociale uitkeringen, ziektekostenregelingen en pensioenen kwamen uitsluitend ten goede aan degenen die zich op een willekeurig moment binnen de grenzen van de staat bevonden. Al diegenen buiten de grenzen, en zeker degenen die niet kwamen uit landen met een vergelijkbaar rechtvaardigheidsstelsel, waren ineens onwelkome gasten. Eerst werden grensovertreders zoals gastarbeiders en vluchtelingen nog getolereerd, zolang men er economisch profijt bij had of zolang het om kleine aantallen ging, maar sinds het begin van de jaren tachtig van deze eeuw zijn de grenzen van de verzorgingsstaten de facto gesloten.

Nu doet zich de wrange situatie voor dat een theorie die had moeten leiden tot een hogere beschaving voor de mensheid, zich onbarmhartig keert tegen het grootste deel van de mensheid. Het kan economisch gezien noodzakelijk zijn, omdat je de schaarse middelen niet kunt blijven verdelen onder steeds meer mensen en omdat je de burgers die de middelen bij elkaar hebben gespaard nu eenmaal voorrang moet geven; toch blijft het tragisch dat zo'n hoog moreel streven, zo'n beschavingsideaal, zo'n ethisch beginsel als rechtvaardigheid zich moet verschansen achter muren uit een tijd zonder beschaving.

Er is nog een probleem. Avishai Margalit herinnert ons eraan dat rechtvaardigheid niet alleen uitgaat van een eerlijke verdeling van kansen en schaarse goederen, maar ook van de principiële gelijkheid van menselijk respect. Het maakt veel uit of je een hongerige een maaltijd biedt op een bord, dan wel het brood voor hem gooit op de grond. De hongerige zal het opeten, omdat fysieke pijn en overlevingsdrang dieper liggen dan het gevoel van vernedering, maar respect is daarmee niet getoond.

Respect is dus niet alleen een kwestie van inhoud, maar ook van stijl en die laatste betekenis ligt vervat in het woord 'fatsoen'. Fatsoen zijn we aan iedereen verschuldigd: ook aan de bedelaar, de misdadiger en de illegaal. Het kan dus wel wettig en rechtmatig zijn dat de vriend van Diana wordt uitgewezen, maar fatsoen en respect zijn daarmee nog niet opgebracht. In dit geval ging het alleen om geen afscheid mogen nemen, maar de Belgische journalist Chris de Stoop heeft vernederendere taferelen opgenomen in zijn boek over de tweehonderdduizend illegalen die jaarlijks uit West-Europa worden verwijderd (Haal de was maar binnen, 1996). Zo liet de Nederlandse overheid zelfs een 'technisch middel' ontwerpen om bijten, spugen en schreeuwen tijdens deportaties tegen te gaan: een muilkorf voor mensen. Het hulpmiddel is uiteindelijk niet gebruikt, maar het idee is geopperd.

Misschien klink het sentimenteel, mijn nadruk op fatsoen en stijl, maar een beschaafde samenleving moet sentimenteel en gevoelig zijn, niet alleen voor de harde principes van eerlijkheid en rechtvaardigheid, maar ook voor de zachte en minder zichtbare belevingen van waardigheid en respect.


"
Als een vader zijn ongehuwde zwangere dochter op basis van zijn christelijke principes het huis uitgooit of als een islamitische vader zijn dochter met harde hand dwingt een hoofddoek te dragen, dan kun je misschien begrijpen hoe dat komt, maar je hoeft daar geen respect voor te hebben. Deze mannen verdienen pas ons respect als zij bereid zijn hun dochters te respecteren en op een humane manier te bejegenen. Maar daar zit hem de kneep, de heren in kwestie ontlenen hun moraal aan religieuze en traditionele wetten die zij als absoluut en onwrikbaar beschouwen. Zij stellen het naleven van wetten en principes boven humaniteit

"
Ria Lavrijsen
Challenges of a media-rich world