Thema's: Onze creatieve verscheidenheid
A new global ethics
De noodzaak tot pluralisme
Een door media overspoelde wereld
recasting cultural policies
/nlen300-26uk.gif (265 bytes)
Verruiming van het begrip cultuurbeleid
pijltje.gif (895 bytes) Van theorie naar praktijk
Nieuwe visies, gebaseerd op pluralisme
Nieuwe bondgenootschappen

Van theorie naar praktijk

De belangrijkste uitdaging is het vertalen van beginselen naar de praktijk. Overal ter wereld hebben beleidsmakers hun beleid aangepast als reactie op krachten die op alle sectoren van het openbaar beleid inwerken: krappere budgetten, eisen voor meer individuele en lokale participatie in het culturele leven als onderdeel van het democratiseringsproces, eisen voor meer geografische of bestuurlijke zelfstandigheid, en de invloed van technologie en de vrije markt. In de culturele sector heeft dit veeleer tot het oppoetsen van bestaande modellen dan tot een nieuwe aanpak geleid, hoewel in de ontwikkelingslanden de roep klinkt om ingrijpender veranderingen. Zoals Patrick Manning, de premier van Trinidad en Tobago, onderstreepte, ‘zien we cultuur nog steeds als een middel tot integratie, niet inziende dat culturele integratie al lang een feit is. We zijn alleen nog niet in staat geweest haar om te zetten in bewuste ontwikkelingsenergie. Wat er ontbreekt, is de erkenning van dit feit en de vertaling ervan in praktisch handelen.’

De situatie in Midden- en Oost-Europa vertoont een bijzondere paradox, omdat cultuuruitingen hier tot voor kort een taal van verzet waren, een surrogaat voor politiek afwijkende meningen, waarbij men gebruik maakte van parabels en metaforen die alom werden begrepen. Door de opkomst van politiek pluralisme verviel deze functie, waardoor de vraag naar cultuurproducten afnam. Bovendien maken deze landen een zware economische crisis door, die mede tot gevolg had dat de financiële steun voor de culturele sector wegviel.

De inspanningen van regeringen om culturele activiteiten te stimuleren, vereisen allereerst een grotere openheid. Ze moeten af van beperkende ideeën over een ‘nationale cultuur’ en verscheidenheid leren aanvaarden, zowel op etnisch gebied als wat betreft individuele keuzen en groepsactiviteiten. Een beleid dat niet alleen multi-etnisch en meertalig is, maar ook verschillende religieuze opvattingen vertegenwoordigt, zou hiervoor in de plaats moeten komen. Wat dit voor het publieke omroepbeleid inhoudt, zal duidelijk zijn. Cultureel toerisme is eveneens een groeiende bedrijfstak, die zoals we eerder in dit boek zagen grote consequenties heeft, zowel voor het beveiligen als het delen van het cultureel erfgoed waaraan het zijn bestaansrecht ontleent.

Zo’n benadering dient gepaard te gaan met het opbouwen van consensus met de nieuwe betrokkenen op lokaal niveau en uit de particuliere sector. Hiervoor is politieke steun nodig; er moeten een achterban, coalities en bondgenootschappen worden gevormd om een aantal hardnekkige belemmeringen en obstakels te overwinnen. Deze worden niet altijd goed begrepen door de personen die zijn belast met de invoering van nieuwe maatregelen; er is dan ook behoefte om ze in het kader van de politieke economie van het culturele leven nader te bestuderen.

De economische kant van de culturele sector

Het economisch belang van de culturele sector wordt inmiddels erkend. Voorstanders van meer geld voor de kunst maken al enkele jaren gebruik van studies naar de economische invloed van cultuur; omdat dergelijke studies economische en financiële argumenten kunnen verschaffen en mogelijkheden aangeven voor inkomen en werk, bleken ze bijzonder nuttig om bezuinigingen tegen te houden. Dergelijke studies, met name in de ontwikkelde landen, tonen aan dat de bijdrage van de culturele sector aan het BNP aanzienlijk hoger is dan meestal wordt verondersteld. In de Verenigde Staten bijvoorbeeld is de amusementsindustrie na de lucht- en ruimtevaart de belangrijkste exportsector. The Economist voorspelde dat de groei op lange termijn, ten dele als gevolg van liberalisering van de media en vercommercialisering van de instellingen van de ‘mondiale’ culturele sector, ongeveer 10% per jaar zal blijven — een hoger percentage dan in veel andere industriële en commerciële sectoren wordt gehaald.

Als er echter te veel nadruk wordt gelegd op dergelijke argumenten, kunnen culturele doelstellingen in de verdrukking komen door zuiver commerciële belangen. Geen enkele cultuuruiting kan en mag worden gereduceerd tot haar commerciële waarde. ‘Door vercommercialisering van cultuur en kunstzinnige expressie wordt de betekenis van cultuuruitingen teniet gedaan en uit haar context gelicht. Kunst gelijkstellen met koopwaar doet de spiritualiteit, geschiedenis en waarde van cultuuruitingen teniet, en dat terwijl kunst van cruciaal belang is om waarden te handhaven en de tradities van minder bevoorrechte gemeenschappen hoog te houden.’ Zo is er de afgelopen twintig jaar bijvoorbeeld een grote opleving geweest van ‘dot painting’, een schilderstijl van aboriginal-schilders en -gemeenschappen in het noorden van Australië. Deze inheemse kunstenaars verkopen hun werk nu in binnen- en buitenland en verdienen er goed mee, terwijl ze tegelijkertijd nieuwe manieren vinden om de ‘dromen’ van hun eigen verleden te verkennen.

Het streven van de vrije markt om bepaalde onderdelen van culturele productie en verspreiding op te nemen in regionaal en multilateraal handelsbeleid vormt een eveneens een uitdaging. Zowel tijdens de onderhandelingen voor de Uruguay-Ronde als het Noord-Amerikaanse Vrijhandelsverdrag (NAFTA) is lang gepraat over vormen van vrijstelling of dispensatie voor culturele bedrijfstakken. Dit werd bekrachtigd toen op de G-7 Conferentie over Informatie in 1995, eveneens met enige moeite, werd overeengekomen dat een mondiale informatie-economie ‘de culturele verrijking van alle burgers moet dienen door middel van inhoudelijke verscheidenheid, die de culturele en linguïstieke verscheidenheid van onze volken weerspiegelt’. Deze akkoorden zijn broze verworvenheden. Aangezien de culturele bedrijfstakken en nieuwe mediatechnologieën steeds meer in een open wereldeconomie opereren, zal men ongetwijfeld aan deze overeenkomsten blijven sleutelen.

De culturele bedrijfstakken, waaronder ook de nieuwe media vallen, zijn een van de belangrijkste pijlers van deze economie aan het worden, hoewel de meeste landen waarschijnlijk netto-importeurs van cultuurproducten en -diensten zullen blijven. Regeringen worden geconfronteerd met het onvermijdelijke spanningsveld tussen enerzijds commerciële belangen, anderzijds de wens om het de verschillende groepen in de samenleving naar de zin te maken met radio- en televisieprogramma’s die hun leefwijze weerspiegelen. Hoewel het probleem al eeuwenlang bestaat, richten de snelle ontwikkelingen in digitale reproductie, manipulatie en uitzending onze aandacht op nieuwe regelingen voor het copyright en geestelijk eigendom. Dit wordt meestal uitgedrukt in termen van uitbreiding van de exportmarkt, maar het fundamentele doel - ondersteuning van culturele verscheidenheid - vereist een beleid dat lokale ondernemers en kunstenaars steunt en concurrerende afzet bevordert.

In de uitgeverswereld bestaat een duidelijk spanningsveld tussen commercieel en algemeen belang. Lezen speelt een vitale rol in persoonlijke en sociale ontwikkeling — het is een zeer belangrijk instrument voor de democratisering van kennis. Elk land dat voor al zijn burgers gelijke toegankelijkheid van kennis nastreeft, zal pogingen doen om lezen te bevorderen; dit is een van de belangrijkste doelstellingen van hun ‘boekenbeleid’. Als onderdeel van een dergelijk beleid zijn er allerlei stimulansen te bedenken, zoals lagere reclametarieven voor boeken, stimulering van particuliere initiatieven, en landelijke campagnes om lezen te bevorderen. Deze zouden allereerst gericht moeten zijn op minderheden, het platteland en de sloppenwijken in de steden, waar onvoldoende boeken te krijgen zijn. Pogingen om boeken beter binnen het bereik van de bevolking te brengen, zijn een doelstelling op lange termijn, die uiteraard gepaard moet gaan met het bevorderen van nieuwe uitgaven. Ontwikkelingslanden zouden vertrouwder moeten raken met de economische en industriële aspecten van het uitgeversbedrijf. Boeken moeten hun plaats vinden binnen de prioriteiten van fiscale, wettelijke, industriële en culturele strategieën. Landen (met name kleine landen) waar veel talen worden gesproken, staan voor het grote probleem hoe ze de kosten van boekenproductie in de hand kunnen houden en tegelijkertijd de belangen van alle groepen dienen. Innovatie van druktechnieken kan een eerste stap zijn. De Commissie beweert niet dat ze een oplossing voor dit probleem heeft.

Toch valt ook niet te ontkennen dat de mondialisering van smaken en stijlen de rol die een overheid kan spelen bij het leveren van cultuurproducten in zowel binnen- als buitenland heeft beperkt. Overheidsingrijpen moet minder rechtstreeks worden. Op de vrije markt zal ze zich in toenemende mate moeten bezighouden met steun aan producenten en distributeurs, verzachting van negatieve marktinvloeden en samenwerking bij de ontwikkeling van internationale regelgeving. Hieruit volgt dat ook buiten de marktsector overheidssteun nodig is, die zich zou moeten richten op de bevordering van samenwerking tussen culturele instellingen, groepen en individuen. Overheden dienen zich te distantiëren van rechtstreekse interventie, een soort ‘culturele diplomatie’, en in plaats daarvan de helpende hand moeten bieden aan andere betrokkenen. Hoewel het vrije-marktmechanisme in een hele reeks behoeften beter schijnt te voorzien dan welk systeem dan ook, is ‘het totaal van kunstmatig geschapen behoeften, massaconsumptie en massa-amusement, gedreven door winstbejag en de collectieve wensen van miljarden consumenten’ een macht geworden die een wetenschapper ooit ‘McWorld’ noemde, ‘het natuurlijke hoogtepunt van modernisering’, dat ‘een beleid van onachtzaamheid en onbedoelde gevolgen vertegenwoordigt, waarbij de schijnbaar onschuldige zucht naar pret, creativiteit en winst hele culturen in gevaar brengt en de zelfstandigheid van zowel individuen als landen ondermijnt’.

Het stedelijk cultuurgezicht

Als reactie op mondiale druk en decentralisering is de culturele sector een belangrijke factor geworden in de beleidsstrategieën van lokale autoriteiten. De helft van de mensheid - 3,2 miljard mensen - zal in het jaar 2000 in stedelijke agglomeraties wonen, die zich voor 70% in ontwikkelingslanden bevinden. De situatie is in elk werelddeel enigszins verschillend. In een aantal Latijns-Amerikaanse landen heeft de urbanisatie het niveau van Europa en Noord-Amerika bereikt. In Afrika zijn de groeicijfers van steden extreem hoog en moeilijk met voorzieningen bij te benen. De cijfers voor Azië zijn duizelingwekkend. Begin volgende eeuw zullen mensen met een laag inkomen in de armere landen samengepakt zitten in reusachtige steden die tot 2015 steeds sneller zullen groeien. Ze zullen de meerderheid van de wereldbevolking uitmaken en in hoog tempo sociale veranderingen teweeg brengen in steden overal ter wereld.

In de jaren tachtig diende het stedelijk cultuurbeleid in West-Europa en Noord- Amerika voornamelijk economische doeleinden. In steden als Baltimore, Barcelona en Glasgow heeft men bij het stadsherstel met succes gebruik gemaakt van cultureel erfgoed en culturele activiteiten, het ‘stedelijk kapitaal’. Het populaire Canadese Main Street Program is opgezet om stadscentra nieuw leven in te blazen en gaat meer uit van initiatieven vanuit de basis. Het is gebaseerd op principes als gemeenschapsvisie en inzet, het sneeuwbaleffect, procesmatige voortgang in plaats van eenmalige oplossingen, plaatselijk ondernemerschap en vrijwilligerswerk. Het programma is uitgevoerd in kleine gemeenschappen van 3.000 tot 50.000 inwoners. Om het proces op gang te zetten wordt voor een korte periode een projectmanager aangesteld, die samenwerkt met de middenstand in de stadscentra. Samen maken ze verantwoord gebruik van het lokale erfgoed en stimuleren ze de economie, met inschakeling van de plaatselijke bevolking.

De nadruk blijft echter voornamelijk liggen op het opzetten van een infrastructuur voor de kunst, het leveren van meer culturele goederen en diensten en het bevorderen van cultureel toerisme. In sommige industrielanden blijkt echter in toenemende mate dat een redelijke infrastructuur en traditionele culturele activiteiten niet voldoende zijn om steden een menselijk gezicht te geven en sociale spanningen weg te nemen. Er is een aanpak vereist die beter geïntegreerd is in het culturele weefsel van de stad.

De stad brengt mensen van verschillende afkomst en met een verschillende culturele achtergrond bij elkaar. Dit is enerzijds haar voornaamste kracht als middelpunt voor sociale en culturele vernieuwing, anderzijds haar achilleshiel. Vermenging van leefstijlen en verschillende vormen van expressie kunnen in het stedelijk milieu zowel een bron van creativiteit en vernieuwing als van conflicten zijn. Consolidatie van sociale integratie ten aanzien van etnische en culturele verscheidenheid, gepaard met het stimuleren van deze verscheidenheid, is een van de belangrijkste toekomstige beleidsopgaven van steden.

Sociale integratie en doelmatige democratie aan de basis zijn noodzakelijk om mensen een gevoel te geven dat ze erbij horen en dat er iets van hen wordt verwacht — twee kenmerken van waarlijk burgerschap. ‘Het uitstippelen en uitvoeren van systematisch beleid zou niet alleen gericht moeten zijn op verbetering van de kwaliteit van het bestaan, maar ook op de bevordering van sociale en politieke stabiliteit in onze steden - en daarmee in onze hele samenleving.’

Sociale uitsluiting, segregatie en toenemend geweld, vooral onder jongeren, zijn stedelijke problemen die schreeuwen om een oplossing. In feite zijn dit culturele problemen in de ruimste zin van het woord. In beperktere zin zijn er echter ook culturele antwoorden op deze problemen mogelijk. Zo kan het vak hedendaagse geschiedenis worden gebruikt om jongeren over geweldloze middelen voor te lichten. Het Amerikaanse HIP-HOP-project (Highways into the Past: History, Organizing and Power) is een soort ‘bugerrechtrondleiding’ die de leerlingen langs de historische plaatsen van de beweging voor burgerrechten van de jaren vijftig en zestig voert. Zo maken ze kennis met de macht van geweldloosheid, die hen wordt onderwezen door mensen die zelf nog tiener waren toen ze hun leven waagden en in de gevangenis terecht kwamen omdat ze voor burgerrechten streden. Onderwijs voor amateurkunstenaars en gratis of gereduceerde toegang tot culturele instellingen en activiteiten zijn doeltreffend gebleken om achtergestelde leden van de samenleving er weer bij te halen. Als financiering van de kunst rechtstreeks in verband wordt gebracht met pogingen om verscheidenheid te bevorderen, zal de hele proces van gemeenschapsontwikkeling er wel bij varen.

Verruiming van het begrip cultuurbeleid
pijltje.gif (895 bytes) Van theorie naar praktijk
Nieuwe visies, gebaseerd op pluralisme
Nieuwe bondgenootschappen

pijltje_beneden.gif (179 bytes) Nieuw zicht op cultuurbeleid
Inleiding
Samenvatting
Rapporttekst
pijltje.gif (179 bytes) Een nieuwe mondiale ethiek
pijltje.gif (179 bytes) De noodzaak tot pluralisme
pijltje.gif (179 bytes) Een door media overspoelde wereld
pijltje.gif (179 bytes) Nieuw zicht op cultuurbeleid
Algemene Inleiding
Algemene samenvatting
Recensie [EN]
Background Intergovernmental Conference on Cultural Policies for Development
recasting cultural policies