Bart Luirink is hoofdredacteur van ZAM Africa Magazine.

Bart Luirink: Kunst met een luchtje

september 2009 -

De vraag was of ik wel eens een boek van een Afrikaanse auteur als verjaardagscadeautje meenam? De collega vroeg het me en passant en voegde er aan toe dat ze dat zelf nooit deed. Ze verslond Afrikaanse auteurs als Achebe, Adichie of Dow, maar wilde zich er niet op voorstaan. ‘Mensen denken dat je ze zo’n boek geeft uit een roeping om het beeld van Afrika bij te stellen. Of om een andere belangwekkende boodschap onder hun aandacht te brengen.’ Ik was het met haar eens, dat was nu precies de reden waarom ik doorgaans koos voor Philip Roth of J.M. Coetzee, want dat kan dan weer wel, als geschenk (Nee, niet Stieg Larsson, die heeft iedereen al). Zakes Mda en Chika Unigwe hield ik wel voor mezelf. Ik was geen missionaris! Boeken uit of over Afrika, die lees je om een reden en die heeft doorgaans niets met de schoonheid van de taal of de compositie van het verhaal te maken. Al evenzeer is er in de afgelopen decennia veel goedbedoelde rommel als beeldende kunst verkocht om er zodoende de maker mee te helpen. Kijk maar eens op uw zolder, daar staat vast nog het een en ander. Niet om aan te zien, maar toch een goed gevoel overgehouden aan de aankoop.

foto
Bart Luirink

Eind vorig jaar wijdde de Johannesburg Art Gallery een expositie aan Thami Mnyele. Naar het levensverhaal van de jonge kunstenaar, die in het midden van de jaren tachtig werd vermoord door Zuid-Afrikaanse doodseskaders, deed ik ooit onderzoek. Mnyele had in 1983 deelgenomen aan een conferentie in Amsterdam over de rol die cultuur kon spelen in de bevrijdingsstrijd. Vlak voor zijn vertrek had zijn gastheer hem op zijn verzoek nog meegenomen naar het Rijksmuseum. Hij wilde De Moeder van Rembrandt zien. In de dagen ervoor had hij gefantaseerd over een sabbatical waarin hij zich, ver van zijn land, aan de ontwikkeling van zijn kunstenaarschap zou kunnen wijden. Terug in Gaborone, waar hij als balling leefde, was de worsteling die zich in het hoofd van Mnyele moet hebben afgespeeld, beslist in het voordeel van the struggle. Hij meldde zich op een militaire basis van het ANC in een van de buurlanden van Zuid-Afrika.

In de expositie was die worsteling uit de geschiedenis van de jonge, talentvolle kunstenaar weggeretoucheerd. Sterker, Mnyele had gekozen voor het ultieme engagement terwijl anderen waren uitgeweken en zich slechts aan hun kunstenaarschap hadden gewijd, zo viel op een van de tekstbordjes te lezen. Wilde curator hiermee zeggen dat Mnyele's betekenis voor Zuid-Afrika daarmee groter was dan die van Gerald Sekoto, of Dumile Feni, die in Parijs en New York tot grote bloei waren gekomen? Dan deed hij niet alleen Sekoto en Feni, wier invloed op de ontwikkeling van de Zuid-Afrikaanse beeldende kunst niet onderschat mag worden, tekort maar ook Mnyele, die had gewikt en gewogen, getwijfeld tussen De Moeder en De Strijd en uiteindelijk een andere keuze maakte dan zijn vakbroeders.

In het begin van de jaren negentig brak de Zuid-Afrikaanse jurist Albie Sachs een lans voor onbevangen kunstuitoefening. De ANC-er had genoeg van de gebalde vuisten en de gespierde taal die schilderijen en strijdliederen kenmerkten. Sachs vond dat, nu zijn land zich bevrijdde van de apartheid, ook kunstenaars zich van het korset waarin ze zichzelf geperst hadden (of geperst waren) moesten ontdoen. Bezing de schoonheid van de Tafelberg, omhels de liefde in je werk, do as you like, schreef Sachs met zoveel woorden. Het belang van zijn oproep moet niet onderschat worden. Sachs had in ballingschap ervaren hoe schilders, dichters en zangers in andere Afrikaanse landen lippendienst bewezen aan de postkoloniale idealen. Ze bouwden als het ware mee aan de nieuwe eenheidsstaat, ze voedden hun lezers, luisteraars en kijkers op, ze verbeeldden en verwoordden de aspiraties van de onafhankelijkheidsstrijd. Nuttig? Wellicht. Saai? Absoluut. Dat Zuid-Afrikaanse kunstenaars Sachs' oproep goed verstonden, bewijst de expositie die de jurist zelf inrichtte nadat hij was benoemd als rechter aan het Constitutionele Hof. In de ontvangsthal van het nieuwe gerechtsgebouw is het werk van de fine fleur van de Zuid-Afrikaanse beeldende kunst uitgestald. Sekoto en Feni ontbreken daar overigens niet.

Inmiddels zijn er in tal van Afrikaanse landen tekenen van een artistieke renaissance. Een nieuwe generatie schrijvers trekt de aandacht, met name in Nigeria, Kenia, Zimbabwe en Zuid-Afrika. Er worden galeries geopend en in sommige landen, zoals Angola of Soedan, is zelfs een binnenlandse markt voor beeldende kunst gegroeid. Festivals, galeries en beurzen springen als paddenstoelen uit de grond. Het is het resultaat van economische groei, continentale cultural networking tussen spelers in de artistieke sector, internationale interactie en een voorhoederol van ontelbaar veel Afrikaanse kunstenaars in de diaspora. Maar het is bovenal het resultaat van de kwaliteit die het artistieke aanbod kenmerkt. Aan maatschappelijke betrokkenheid ontbreekt het zeker niet maar het verschil met vroeger is dat veel werk is ontsproten aan vrije, brutale en lastige geesten.

Dat plaatst ons voor de vraag of wij, westerlingen, zoveel onbevangen schoonheid wel aankunnen. Wie hier naar de boekwinkel gaat en het aanbod aan nieuwe titels uit en over Afrika goed tot zich laat doordringen, beseft dat er nog een lange weg te gaan is. De slachtofferliteratuur – zeg maar: viclit – is sterk oververtegenwoordigd. In een begeleidend persbericht bij het nieuwe boek De Lange Weg van de Afrikaanse schrijver Bruce Cerew valt onder meer het volgende te lezen: ‘Op twaalfjarige leeftijd besluit Ray te vluchten voor zijn gewelddadige vader, familie en geboorteland, om deze achter te laten en nooit meer terug te keren. Hij komt terecht in Nigeria waar hij eindelijk denkt vrede en rust te vinden. Wanneer de oorlog ook hier uitbreekt, moet hij wederom vluchten voor zijn leven. Hij belandt in Sierra Leone, waar hij een nieuw bestaan probeert op te bouwen. Opnieuw krijgt hij te maken met de verschrikkingen van een beginnende oorlog en moet hij wederom vluchten voor zijn leven. Ray vlucht tezamen met honderden anderen vanaf de Afrikaanse kusten, maar weinigen halen hun bestemming. Velen van hen komen om in dorre woestijnen, anderen vallen ten prooi aan haaien, in de zoektocht naar vrijheid en vrede." En zo gaat het verder. Ray eindigt uiteindelijk in een Nederlands asielzoekerscentrum waar hij "wordt blootgesteld aan lichamelijke ontberingen" en te maken krijgt met "geestelijke martelingen".

De Sierra Leoonse schrijfster Aminatta Forna zuchtte diep toen ik haar ruim een jaar terug vroeg wat het succes van viclit verklaarde. We hadden tijdens het Kwani! Litfest in Nairobi net geluisterd naar Ishmael Beah die van kindsoldaat in een agent of change ("Je kunt het als je maar wilt") was getransformeerd. "Omdat het publiek erom schreeuwt. De uitgevers willen best andere boeken uitbrengen, maar de westerse lezers hunkeren naar een context vol oorlog, ziekte en honger", antwoordde Forna die zich eraan ergerde dat veel boeken uit en over Afrika letterlijk om te huilen zijn. Maar ook het Keniaanse publiek smulde van Beah's ingestudeerde one liners. Het boek als marketeer voor een schone zaak. Het hoeft niet te verbazen dat een van de organisaties die zich het lot van kindsoldaten aantrekt, bij de promotie van Cewes' Lange Weg betrokken is. En zo wordt er poppentheater ingezet in de strijd tegen aids en gevolksdanst tegen vrouwenbesnijdenis.

Daar is allemaal niets op tegen, zolang dit soort activiteiten maar niet verward wordt met de werkelijke uitoefening van de kunstenaarsprofessie. Want een groeiend aantal leden van die beroepsgroep heeft de dwang tot dienstbaarheid inmiddels van zich afgeworpen. De creatie van vrije en open samenlevingen, vol van kritisch denkende individuen is daar zeker mee gediend.